Wat me nog het meest opviel aan het Africa museum in Tervuren, was het contrast. Daarmee bedoel ik dat het in feite een modern museum wil zijn, maar achtervolgd wordt door een koloniale achtergrond die in principe door het hele gebouw belichaamd wordt.
Je hebt dus zeer lelijke en stoffige opgezette dieren die naast romantische beelden van nobele, maar toch onbeschaafde bosmensen staan. Dat vind ik prima, want zo’n museum is toch maar waardeloos om kennis op te doen over andere culturen. Daar kan zo’n museum ook niks aan doen, dat is maar normaal. Als ze binnen 100 jaar een gsm in een museum leggen met de uitleg “dit primitieve toestel maakte gebruik van kankerverwekkende straling om mee te telefoneren (verzin zelf maar een term die over 100 jaar in zwang is) en onduidelijke tekstberichten te sturen”, weet je alles en niks.
Daarmee vel ik geen oordeel over wat al dan niet primitief is, behalve misschien de aanpak. Ik heb dingen gezien die belangrijk waren voor een heleboel mensen, een wezenlijk deel uitmaakten van hun zijn en cultuur, en er geen iota van gesnapt. Net zoals de lui rondom mij er ook geen reet van hebben gesnapt (behalve één professorachtig type dat regelrecht uit een voorlichtingsfilm van de jaren zeventig leek gekatapulteerd, inclusief leren lappen op zijn ellebogen,onderwijl heftig gesticulerend tegen een bloedmooie afrikaanse vrouw die liever ergens anders wilde zitten).
Dus. Een heleboel mensen snappen helemaal niks van iets wat tentoongesteld wordt ter lering van voornoemde personen, die echter te weinig achtergrondkennis hebben van desbetreffende cultuur om vervolgens te gaan van “nou, mooi masker, met al die veren en kleuren, en kijk, het werd bij een overgangsritueel gebruikt dat de drempel tussen jeugd en volwassenheid symboliseerde door de Utava-stam”.
Maar warschijnlijk ben ik te kritisch. Ik ben van mening dat enkel een volledige onderdompeling in een andere cultuur (en daarmee bedoel ik dus ook dat je de smerige dingen moet eten) pas een fatsoenlijk beeld kunnen geven. Een mooie theorie die ik nooit heb toegepast omdat sommige lui rauwe oogballen misschien een delicatesse vinden, of gewoon leuk om te geven aan argeloze toeristen om te kijken hoe stom ze wel niet zijn.
Dat betekent niet dat ik niet genoten heb. Het is een mooi museum, met een uitgebreide collectie, en er zitten echte pareltjes tussen. En ze doen hun best om op zijn minst een globaal beeld te geven van een regio die zo’n honderd keer België is, en ons eigen aandeel erin, wat nog altijd te weinig in het licht wordt gezet in ons onderwijs (iets waar ik me soms serieuze vragen over stel als ik op mijn eigen schooltijd terugkijk).
Je hebt dan ook langs de ene kant het moderne, nieuwe concept, met museumshop met wereldwinkelspulletjes, overschaduwd door menig standbeeld van Leopold de tweede, die van een grote hap Afrika zijn eigen speeltuin heeft gemaakt, en het niet zo erg vond als er nu en dan kinderen van de schommel vielen. Typerend was dan ook een standbeeld van deze koning met toch wel indrukwekkende baard dat ergens in een hoek achter een deur verscholen stond, eens gevierd, nu beschaamd.
En er waren ook een hele hoop enge beesten op sterk water, en teken zo groot als een kleine kinderhand, en skeletten, en zoals ik al zei een hoop slecht opgezette beesten die me enigszins droef stemden. De vogels deden em het, prachtige dieren, nu onder het stof met slechts een fractie van de gratie, kleur en (tja, ze zijn dood) levendigheid die je alleen maar in het echt kan meemaken. Met glazen ogen staren ze na al die jaren nog altijd naar niets. De nijlpaarden waren ook uitzonderlijk lelijk opgezet, alsof iemand begonnen was ze op te vullen en niet van ophouden wist, en ze er uit zagen alsof ze last hadden van een opgeblazen gevoel waar tien yoghurtjes met actieve bifidussen niks aan kunnen veranderen.
Maar dat was ook deel van de sfeer van het museum. Ik verwachtte half en half oude mannetjes met dikke leren binders in de kelders, druk gedroogde hagedissen catalogiserend in een bureaucratisch doolhof. Ateliers waar stro en pek door goedgemutste mannen onder jolig vertier in het frame van een zeer ongelukkige olifant werden gepropt, met inspiratie van foto’s en tekeningen, om het dan helemaal te verkloten en het dier een geconstipeerde blik te geven voor de komende honderd jaar.
Er stond natuurlijk een zeer grote olifant, op een lapje zand waarop honderen centen lagen, vermoedelijk om een of andere wens te vervullen, alsof een dooie olifant zonder ingewanden iets van wensen afweet (zeker niet als zijn hersens ergens in een kelder in een pot drijven).
Dit bewijst nog maar eens dat mensen overal hoop uit willen putten, zelfs als het iets is dat al vele jaren dood is. (foto’s -binnenkort- op het bekende adres)
En hiermee sluit ik ook min of meer de persoonlijke kant van de blog af, behalve als ik iets echts hilarisch of rampzalig zou meemaken. Zoals net, de kat heeft lekker een spin opgesmikkeld, maar netjes de poten laten liggen, zodat ik die fijn kan opruimen.